Rebel Without a Cause vs. The Breakfast Club

Hoe ontwikkelde de highschoolfilm zich door de jaren heen?

Een mooie jongen gekleed in jeans en een rood jack, zijn blik is tegelijkertijd uitdagend en gekweld. Hij heeft zijn broekspijpen eigentijds opgerold en zijn blonde haar krult in een al even moderne kuif omhoog. Tussen zijn vingers houdt hij het brandende stompje van een sigaret. Halverwege de jaren 50 werd James Dean de belichaming, het letterlijke gezicht, van de groeiende generatiekloof. Met zijn broeierige fuck you-blik werd hij het synoniem van cool. Dean was niet alleen mooi, stoer, gevoelig en sexy; hij acteerde op een manier die ongekend naturel en hedendaags was. Alles aan hem wees vooruit naar de toekomst, tot het moment dat hij onwaarschijnlijk jong om het leven kwam. In 1955 zette hij zijn beroemdste, en tragisch genoeg ook zijn een na laatste, rol neer: die van de getroebleerde tiener Jim Stark in Rebel Without a Cause.

            In Rebel Without a Cause wordt Jim gedurende een etmaal gevolgd. De eerste keer dat we kennis met hem maken is op een politiebureau, midden in de nacht. Jim is opgepakt wegens openbaar dronkenschap en terwijl hij wacht tot hij opgehaald wordt door zijn ouders, lucht hij zijn hart bij rechercheur Ray, een begripvolle vaderfiguur. Het geruzie van zijn ouders frustreert hem, vertelt hij, en zijn woede richt zich daarbij vooral op zijn vader, een man zonder ruggengraat die meebuigt met de nukken van zijn vrouw. (‘Stand up for me, dad!’ zal Jim later in de film roepen. ‘Stand up!’) Op het politiebureau zijn ook Judy en Plato, die hun eigen problemen hebben met hun ouders. Judy merkt hoe haar vader afstand van haar neemt nu ze in hoog tempo verandert in een vrouw. ‘He called me a tramp, my own father!’ vertelt ze huilend aan rechercheur Ray. En Plato wordt intussen zo goed als opgevoed door de huishoudster; zijn ouders kijken in het geheel niet naar hem om. Samen vertegenwoordigen Jim, Judy en Plato niet alleen de onzekerheid en angst waarmee volwassenwording gepaard gaat; ze symboliseren de worsteling van hun generatie, en het groeiende onbegrip tussen ouders en kinderen.

            Als de drie tieners elkaar de volgende ochtend tegenkomen op school, blijkt dat ze binnen die sociale hiërarchie niets met elkaar gemeen hebben. Judy, die omgaat met een groepje onruststokers, is van het brutale type. Jim wordt als de new kid op school met argusogen bekeken. Plato, die gevoelig en stil is, wordt niet zozeer gepest als wel compleet genegeerd. Als er diezelfde middag nog een conflict uitbreekt tussen Jim en Judy’s opgeschoten vrienden, wordt er een reeks gebeurtenissen in beweging gezet die de drie hoofdpersonages onherroepelijk tot elkaar veroordeelt. In een verlaten villa nemen zij die avond als vanzelf hun nieuwe rol aan: Judy is de echtgenote, Plato is het kind en Jim de zorgzame vader. Met dit alternatieve gezin verbeeldt regisseur Ray een nieuwe generatie: een die zachter en gevoeliger is dan die van hun ouders. En passant voert hij daarmee ook een nieuw soort man op, die sterk is, en zijn verantwoordelijkheid neemt.

We kennen de mooie jongen in zijn rode jack. We kennen de kuif en we kennen de mythe. We kunnen ons kortom voorstellen wat de impact van James Dean destijds was, als acteur, als man en als fenomeen. Lastiger is het om je, meer dan zestig jaar later, in te beelden wat Rebel Without a Cause precies betekende als film. Voordat hij uitkwam bestond er simpelweg geen film die erop leek. Er bestonden in het geheel geen tienerfilms; er bestond zelfs geen tienerdoelgroep. Goed, in de jaren veertig had Hollywood een halfslachtige poging gedaan om tienermeisjes hun babysitgeld afhandig te maken met ongeïnspireerde comedy’s over problemen van het kaliber “wie neemt me mee naar het schoolbal?” Die films waren echter niet specifiek op tieners gericht maar op een breed publiek van zowel ouders als kinderen – met een vlees-noch-vis-resultaat.

            Wat Ray met Rebel Without a Cause deed, was in meerdere opzichten ongekend. Hij stelde de worsteling van jongeren niet alleen centraal, maar nam deze volkomen serieus. Met visuele middelen zoals dramatische schaduwwerking, afwijkende camerastandpunten en optimaal gebruik van het beklemmende CinemaScope-formaat onderstreepte hij hun gevoelens van onrust en paniek. Geen wonder dat jongeren zich voor het eerst herkenden op het witte doek. Geen wonder dat Rebel Without a Cause een fenomeen werd. Geen wonder dat de film een succes was waartegen Hollywood allerlei nieuwe mogelijkheden afgetekend zag. Met deze opwindende nieuwe doelgroep werd ook een nieuw genre geboren: de tienerfilm.

Wie een film maakt over tieners, maakt onherroepelijk een film over school. Zelfs tienerfilms die zich afspelen in de zomer contrasteren de vrijheid en de verveling van de vakantie met de schoolverplichtingen van de rest van het jaar. In Rebel Without a Cause wordt het eerste probleem van de film – Jim vs. zijn ouders – geschetst tegen de achtergrond van een politiebureau en het tweede – Jim vs. zijn leeftijdgenoten – binnen de muren van Dawson High School, een fantasieloze blokkendoos opgetrokken uit oranje baksteen. Regisseur Ray blijft er niet lang hangen, en verruilt het klaslokaal na één scène al voor de meer symbolische setting van het lokale planetarium, waar het weidse decor van het heelal Jims onbehagen op de een of andere manier niet relativeert maar juist benadrukt. In latere tienerfilms zou de high school een veel prominentere rol krijgen. De gangen waar leerlingen elkaar aanstaren of juist nadrukkelijk negeren, de klaslokalen waar docenten zuchtend voor de klas staan, het kantoortje van het schoolhoofd waar de straffen worden uitgedeeld, de toiletten waar het gepeste kind zich in alle eenzaamheid terugtrekt, de aula waar de dynamiek tussen de populaire kinderen en de buitenbeentjes zichtbaar wordt: in de geijkte high school-film liggen alle plotelementen, personages en locaties inmiddels vast. Maar hoewel Rebel Without a Cause niet erg geïnteresseerd was in de school als achtergronddecor zouden vrijwel alle toekomstige high school-films voortborduren op de twee kwesties die deze oer-tienerfilm opvoerde: de generatiekloof tussen ouders en kinderen enerzijds en de peer pressure onder tieners anderzijds.

Het is dertig jaar later, in 1985, als regisseur en scenarioschrijver John Hughes met The Breakfast Club misschien geen letterlijke maar anders toch zeker een spirituele remake van Rebel Without a Cause maakt. Hughes heeft op dat moment al twee succesvolle tienerfilms op zijn naam staan: de nogal flauwe romcom Sixteen Candles en het nog mallere Weird Science. The Breakfast Club slaat echter een heel andere toon aan. Door zijn jeugdige personages volkomen serieus te nemen, net zoals Nicholas Ray dat destijds deed, peurt Hughes waarachtig drama uit personages die een andere regisseur misschien zou zien als triviaal. 

            In tegenstelling tot Rebel Without a Cause speelt The Breakfast Club zich geheel af op school, maar dan wel op een zaterdag. De gangen, de aula, de lokalen en de toiletten zijn leeg op vijf leerlingen, het schoolhoofd en de conciërge na. De tieners, die om uiteenlopende redenen hun straf uitzitten, vertegenwoordigen vijf stereotypen uit de high school-film: Bender is de dwarsligger, Claire is de verwende prinses, Andy is de sportfanaat, Brian is de nerd en Allison is de weirdo. Doorgaans kruisen hun wegen elkaar niet maar vandaag zitten ze met elkaar opgescheept. Het scenario ontvouwt zich zoals je zou verwachten: wantrouwen leidt tot vijandigheid, vijandigheid leidt tot ruzie, ruzie leidt, uiteindelijk, tot openhartigheid. Aan het einde van de dag hebben ze hun vooroordelen opgeschort, om zich te realiseren dat ze meer gemeen hebben dan ze aanvankelijk dachten.

            De problemen die op deze zaterdag in maart boven tafel komen draaien goeddeels om hetzelfde: ouders. Ouders die hun kinderen onder druk zetten – om hoge cijfers te halen, om sportwedstrijden te winnen, om iets waar te maken wat ze zelf hebben nagelaten – en ouders die hun kinderen juist verwaarlozen. The Breakfast Club laat de gevolgen zien: gevoelens van minderwaardigheid, crimineel gedrag, sociaal onvermogen, een harnas van hufterigheid waarachter onzekerheid verscholen gaat. Er komt ook iets anders naar voren: de angst om net zo te worden als je ouders. Een van de meest geciteerde uitspraken uit deze zo citeerbare film komt van Allison: ‘When you grow up your heart dies.’

De melancholie die Hughes in The Breakfast Club stopte, zou niet terugkeren in zijn latere werk. Het thema van teenage angst en de oprecht verontrustende ondertoon van zowel The Breakfast Club als Rebel Without a Cause verdwenen zelfs geheel uit de tienerfilm. In de jaren negentig en nul werd het genre geperfectioneerd, gestroomlijnd en omgedoopt tot “high school-film”. Hoewel de centrale thema’s nog steeds draaiden om twee soorten gevechten, tegen volwassenen enerzijds en tegen leeftijdgenoten anderzijds, was de inzet lager. Rebel Without a Cause en The Breakfast Club sneden onderwerpen aan als geweld, zelfmoord en verwaarlozing, op een manier die oprecht beklemmend was, maar vanaf de jaren negentig beperkte de high school-film zich tot luchtigere kwesties: verliefdheid en feestjes, strenge ouders en docenten, vrienden en cijfers. Maar dat deze nieuwe stroom films lichtvoetiger waren van toon, maakte ze nog niet gewichtloos. Dat zelfs de minste films over de kleinste onderwerpen hun hoofdpersonages serieus namen, was onmiskenbaar de erfenis van Rebel Without a Cause en The Breakfast Club.

            De meest iconische high school-film uit die periode is ongetwijfeld Clueless (1995), waarvan het scenario losjes werd gebaseerd op de Jane Austen-roman Emma. De hoofdpersoon, een highschooler genaamd Cher, is rijk, zelfverzekerd en populair. Ze haalt hoge cijfers, ze heeft een liefhebbende vader en ze wordt omringd door vrienden. Het voornaamste waar Cher haar hoofd over breekt is dat ze zo graag iets goeds wil doen voor de wereld – maar wat? Clueless is een silly film, waar de ironie dik overheen is gesmeerd. Mindere regisseurs zouden daarbij makkelijk in de val van onzinnigheid of sarcasme stappen, maar Amy Heckerling, die de film schreef en regisseerde, vult haar personages overduidelijk met liefde in. Hoofdpersonage Cher is weliswaar larger than life maar toch geen stereotype: ze is verwend maar ook gul, ze is naïef en toch slim, ze is populair maar nooit gemeen. Dat Heckerling oprecht in haar personages geïnteresseerd is, komt het best naar voren in hun specifieke taalgebruik, gebaseerd op authentieke teen speak. Zelfs als je niet weet dat Heckerling hiervoor veldwerk deed op middelbare scholen, waar ze heel letterlijk naar tieners lúisterde, dan nog is het, bijna tastbaar, dat ze haar personages vormgaf met aandacht en nieuwsgierigheid. Dat Clueless een moderne klassieker werd, bewijst dat je tieners niet per se hoeft op te voeren in een drama om hun levens serieus te nemen.

Na 2000 verging het de high school-film zoals de romantische comedy: er werden er steeds meer van gemaakt, geslaagde en minder geslaagde, kleine meesterwerken en onvervalste zeperds, totdat er een paar zozeer uit de bocht vlogen dat het genre alle geloofwaardigheid verloor. Eerst werden de films lolliger, daarna werden ze tuttiger, en tot slot werden ze zo geforceerd dat de rek er volledig uit raakte. Rond 2010 verlegde Hollywood de aandacht naar het spektakel van actie- en fantasyfilms. Als er nog een high school-film werd gemaakt, dan was die bescheidener dan van toon, op het saaie af. Na de uitzinnige tienerfilms van de jaren nul lag de nadruk nu weer op emotie in plaats van op humor of originaliteit, maar daarbij ontbrak de urgentie van Rebel Without a Cause of The Breakfast Club. Door onderwerpen te kiezen als trauma, alcoholisme en terminale ziekte spraken degelijke drama’s als The Perks of Being a Wallflower (Stephen Chbosky, 2012), The Spectacular Now (James Ponsoldt, 2014), The Fault in Our Stars (Josh Boone, 2014) en Me and Earl and the Dying Girl (Alfonso Gomez-Rejon, 2015) niet meer voor een generatie, of voor de tijd waarin ze speelden. Met hun volwassen problemen leken deze films zelfs helemaal niet over tieners te gaan.

De beste tienerfilms draaien namelijk om dat wat zo typerend is aan adolescentie: de spagaat tussen twee levensfasen. Je bent het allebei, kind en volwassene, en je bent geen van beiden. Je speelt dat je een vrouw bent, en je rommelt aan als een meisje. De beste tienerfilms gaan over de nostalgie van het terugkijken en de angst voor de toekomst. Ze gaan over gespletenheid, over onzekerheid en over verwarring; over het leiden van twee halve levens die opgeteld een dubbelleven vormen. Precies om die reden zou deze tijd, een tijd waarin we allemaal een dubbelleven leiden, half online en half in de realiteit, het ideale moment zijn voor een revival van de high school-film. Maar wie wil er een maken? En is er wel ruimte in het door spektakelfilms gedomineerde Hollywood voor dit meer bescheiden genre?

Twee recente high school-films (al zouden de makers zelf waarschijnlijk spreken van “coming-of-age-films”) stemmen hoopvol: Lady Bird van Greta Gerwig en Eighth Grade van Bo Burnham. Beiden zijn debuutfilms en beiden vertellen over een tienermeisje. Beide filmmakers kozen ervoor om de wereld te laten zien zoals die is, in al zijn complexiteit en al zijn grijstinten, en in beide gevallen resulteert die hang naar realisme niet in een rauw drama maar juist in een expliciet lichtvoetige en geestige film, met een prettig voortkabbelend scenario dat geen al te grote obstakels opwerpt voor zijn personages.

            Lady Bird (2017) volgt het titelpersonage een schooljaar lang, terwijl zij zich opmaakt voor college. Zoals de high school-films van vóór 2010 strijdt ze enerzijds met haar ouders (in dit geval haar moeder, met wie ze haar koppigheid gemeen heeft) en anderzijds met haar leeftijdgenoten (vriendjes, vrienden en het populaire meisje op wie ze indruk probeert te maken). Maar bovenal zit Lady Bird zichzelf in de weg.

Gerwig, die zich voor haar script op haar eigen jeugd in Sacramento baseerde, situeerde haar film slim in 2002 om de kwestie van internet en smartphones te omzeilen. Burnham koos er daarentegen juist nadrukkelijk voor om een film te maken over hoe het is om op te groeien met sociale media. In Eighth Grade maakt de dertienjarige Kayla slecht bekeken YouTube-filmpjes waarin ze generiek advies geeft over hoe je de beste versie van jezelf kunt zijn. Ze gebruikt haar online identiteit als een spiegel waarin ze mooier, leuker en populairder is dan ze zich voelt. Want ook Eighth Grade gaat weliswaar over haar relatie met haar vader en het contact dat ze zoekt met leeftijdgenoten, maar draait uiteindelijk vooral om één strijd: Kayla vs. Kayla.

            Lady Bird en Eighth Grade geven een idee van hoe een high school-film anno nu eruit zou kunnen zien. De gespletenheid is gebleven; nog steeds wordt er gestreden met ouders en docenten, en met leeftijdgenoten in de vorm van vrienden, concurrenten en potentiële geliefden. Deze nieuwe verhalen over tieners voeren daar nog een strijd aan toe: het gevecht dat de hoofdpersoon met zichzelf voert. Ook de Brits-Amerikaanse Netflix-serie Sex Education (2019) borduurt voort op het idee van confrontatie, maar gaat daarnaast óók over aansluiting. Als middelbare scholier Otis ontdekt dat hij niet de enige is die worstelt met een groot ongemak en onvermogen als het gaat om seks, zet hij voor zijn medeleerlingen een underground sekstherapiepraktijk op. In tegenstelling tot de reguliere sekslessen die op school worden gegeven, leren ze hier méér dan alleen het omdoen van een condoom. De premisse van Sex Education heeft daarmee iets heerlijk opgeruimds: als de volwassenen falen, dan doen de tieners het zelf wel.

---

In opdracht van De Groene Amsterdammer