Over Agatha Christie

'Agatha Christies ultiem Britse universum van aangeharkte tuintjes en tea time, nukkige kolonels en lichtzinnige socialites, en het lijk dat de façade van keurigheid tijdelijk doorbreekt, is onderdeel van ons collectieve geheugen.'

Een indrukwekkende stoomtrein glijdt het station van Istanbul uit, piepend en knarsend aan snelheid winnend. Aan boord van deze luxetrein richting Parijs, de Oriënt-Expres, bevinden zich onder meer een intense Oost-Europese graaf, een kwebbelzieke Amerikaanse, een overgevoelige zendelinge en een Brits-Indiase kolonel. Hun personeel reist ook mee, zij verblijven in de tweede klas. Op het laatste moment voegt zich nog een reiziger bij het gezelschap, een curieus mannetje met een imposante knevel en een eivormig hoofd. Een buitenlander, zo stellen de Britten aan boord direct vast. Vast een Fransman, a frog. De man wijst ze vriendelijk terecht: hij is een Belg. Als hij zich voorstelt, valt het kwartje. Hij is Hercule Poirot, de wereldberoemde privédetective.

             Je hoeft geen letter gelezen te hebben van Agatha Christies tachtig detectiveboeken om je een voorstelling te kunnen maken van de wereld die zij schetste. Haar ultiem Britse universum van aangeharkte tuintjes en tea time, nukkige kolonels en lichtzinnige socialites, en het lijk dat de façade van keurigheid tijdelijk doorbreekt, is onderdeel van ons collectieve geheugen. Ook van Hercule Poirot is het makkelijk een beeld te vormen, zijn snor voorop. Zijn excentriciteit, zijn buitenlands-zijn.

Elke acteur die Poirot vertolkte, gaf zijn eigen draai aan het personage. Peter Ustinov maakte hem zelfgenoegzaam, Albert Finney maakte hem onbehouwen. In haar boeken beschrijft Christie Poirot als vriendelijk maar afstandelijk. Achter zijn charme schuilt de overtuiging dat hij beter is dan ieder ander. Hij is dwangmatig precies, van zijn uiterlijk tot zijn werkmethode. Hij heeft vele kennissen, maar geen sociaal leven. Zelfs de auteur koestert geen genegenheid voor hem. In de nieuwste verfilming van de Poirot-roman Murder on the Orient Express wordt de privédetective gespeeld door Kenneth Branagh, tevens de regisseur van dienst. Bij hem is Poirot warm. Hij lacht en hij huilt. Hij geniet niet van zijn talent, maar gaat eronder gebukt. Hij twijfelt en hij worstelt.

Agatha Christie wordt in 1890 geboren als Agatha Miller. Haar vader, erfgenaam van een klein fortuin, slijt zijn dagen op de country club. Maar als het geld op blijkt, moet hij alsnog aan het werk. Hij sterft jong en ongelukkig, zijn gezin in armoede achterlatend. Hoewel trouwen haar voornaamste ambitie is, verpoost Agatha haar tijd met schrijven. Eenmaal getrouwd met Archie Christie – ze huwen vlak na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog – legt Agatha zich toe op het inmiddels populaire genre van de detectiveroman. Het is 1926, right smack in the middle of  “The Golden Age of the Detective Novel”, als op het prille succes van Christies zesde roman, The Murder of Roger Ackroyd, een tweede sensatie volgt: de mysterieuze verdwijning van de schrijver zelf. De zoektocht ontaardt in een mediacircus. Na elf dagen wordt Christie gevonden, in een hotel in North Yorkshire. Haar eigen verklaring dat ze aan geheugenverlies leed, wordt met scepsis ontvangen. Gespeculeerd wordt dat haar verdwijning een publiciteitsstunt was, of anders een wanhopige poging om haar huwelijk te redden.

            Het voorval heeft grote impact op Christie. De hysterie rond haar verdwijning, maar ook het overlijden van haar moeder en haar scheiding van Archie, zorgen ervoor dat de schrijver zich terugtrekt uit het publieke oog, en zelfs haar sociale leven. In A Talent to Deceive: An Appreciation of Agatha Christie (1980) schrijft Robert Barnard dat juist in Christies afstandelijkheid haar kracht als schrijver schuilt. Ongehinderd door empathie voor haar personages zette ze haar puzzelplots in elkaar. Dat al die inwisselbare kolonels en geestelijken nooit mensen van vlees en bloed willen worden, is volgens Barnard niet Christies makke; het is juist haar verdienste. Had ze haar personages psychologische diepgang gegeven, dan was de oplossing van haar raadsels al te makkelijk geweest. Dan keek je zo in het zwartgeblakerde hart van de dader. Dus maakte ze haar personages ondoorgrondelijk, als stukken in een spel.

Want dát is de whodunnit: een spel. Schrijver vs. lezer. Regels zijn er ook, opdat er eerlijk wordt gespeeld. Een van de regels luidt dat de speurneus in kwestie, “the great detective”, inductieve redenering gebruikt, of zijn verstand, maar nooit iets ongrijpbaars als instinct of intuïtie. Er zijn geen overheidscomplotten en geen in het wilde weg moordende gekken. Geen geesten of telepathie. De moord is een logisch gevolg-van. Een andere regel: de butler heeft het niet gedaan. De lagere klasse zou simpelweg niet slim genoeg zijn om de briljante speurneus te misleiden. The great detective verdient een waardige tegenstander, a great criminal. Kortom, een van zijn eigen klasse.

Toch vindt het gouden tijdperk van de detective zijn oorsprong bij de arbeidersklasse. De geletterdheid en groeiende kapitaalkracht van de arbeider, het gevolg van de Industriële Revolutie, leidden begin 19e eeuw tot de vraag naar een nieuw soort literatuur: goedkoop, opwindend, entertaining. Er werd in voorzien met penny dreadfuls, feuilletons in pamfletvorm die verhaalden van misdaad, romantiek en paranormale verschijnselen. Later volgden sjiekere tijdschriften met misdaadverhalen, waaronder die van Arthur Conan Doyle. Met Sherlock Holmes, niet de eerste, wel de ultieme excentrieke privédetective, ontketende Conan Doyle eind 19e eeuw een sensatie. Holmes zou dé mal zijn voor de speurneuzen van de golden age, zoals Poirot. De whodunnit, toen nog “puzzle mystery”, werd een rage.

In de tussentijd – we zijn inmiddels bij de jaren 20 – ontwikkelde zich ook in de Verenigde Staten een nieuw genre: hard-boiled fictie. Het typisch Europese genre van de misdaadliteratuur had tot dan één uitzondering gekend: Edgar Allan Poe, die zich nadrukkelijk plaatste in de Europese traditie van de gothic novel. Maar met de komst van pulp fiction, goedkoop gedrukte tijdschriften in het verlengde van de penny dreadfuls, ontstond er een misdaadgenre dat volkomen Amerikaans was, tot het ongepolijste taalgebruik aan toe. Geïnspireerd door de maffiapraktijken en corruptie die het gevolg waren van de drooglegging, riep hard-boiled fictie een grillig universum op. Moord is niet huiselijk, maar juist van de straat. In tegenstelling tot de Britse great detective is de Amerikaanse private dick intuïtief en gewelddadig. Zijn leven wordt niet bepaald door logica maar door totale willekeur; de nukken van het noodlot. Hij is geen genie maar een regular Joe, niet verheven boven een ander.

            Waar hard-boiled fictie zich kenmerkt door een oprecht mededogen met de loser, geworteld in het besef dat de wereld oneerlijk is, daar worden in de whodunnit wet en handhaving gevierd. Misstanden bestaan niet en gerechtigheid triomfeert. Moord is onfortuinlijk, maar aan het einde van de dag zegevieren rede en logica. Het is de aantrekkingskracht van Christies boeken: ze presenteert een wereld die geruststellend ordelijk is. Moord, een van de meest gruwelijke en niet te vatten daden, wordt gereduceerd tot een ongemak of in het beste geval sensatie. In haar vermakelijke stuk over Christie voor The New Yorker (‘Queen of Crime’, 2010) schrijft Joan Acocella: ‘Wanneer haar personages worden geïnformeerd over een moord zeggen ze dingen als “Heel onprettig” of “Wat hinderlijk voor je, Elspeth”.’ Christie lezen is je wentelen in een universum waarin moord niet meer is dan dat: onprettig, totdat de orde wordt hersteld.

Murder on the Orient Express (1934) is classic Christie. De plaats delict is een ingesneeuwde trein en dus is armchair detecting, speuren vanuit je luie stoel, niet alleen fun maar vooral noodzaak. Dan is er nog de beperking van een enkele locatie en de zekerheid dat een van jullie het heeft gedaan. Iedereen wordt verhoord en niemand is wie hij beweerde te zijn. Aan het slot wordt de hele groep verzameld. Poirot vertelt wie de dader is en hoe hij tot die conclusie kwam. ‘Het antwoord bevond zich al die tijd recht onder mijn neus!’

Christie doet haar verhaal altijd helder en droog uit de doeken, haar wereldbeeld doordrongen van een zeker dedain. Alleen af en toe sluipt er melancholie in haar verhalen; een weemoedig hoofdschudden bij al het kwaad in de wereld. Tegen het einde van haar leven zou het schrijven haar steeds meer hebben tegengestaan. Acocella schrijft dat ze haar “taste for sin” verloor; in het licht van de Tweede Wereldoorlog waren haar moordmysteries al te frivool.

Dit jaar bewerkte scenarioschrijver Sarah Phelps voor de derde kerst op rij een van Christies boeken tot een miniserie voor de BBC. Ze herschiep ze tot gewichtige prestige tv, gedramatiseerd in de letterlijk zin van het woord. Minder Chrisite en meer BBC. Ook Kenneth Branagh maakte drama van Murder on the Orient Express. Na de bruisende openingsscènes, waarin de personages, de een nog weelderiger uitgedost dan de ander, in een wervelwind van zwierende camerabewegingen worden geïntroduceerd, komt de Oriënt-Expres in beweging en de actie tot stilstand. De acteurs – in de traditie van de Christie-verfilmingen uit de jaren 70 bestaat de cast uit vrijwel louter sterren – zijn overdressed, maar hun spel is understated. De lichtvoetigheid en humor die ons met de eerste scènes werden beloofd, maken plaats voor een ernstigere toon. De kiem van het drama is uitdrukkelijk niet de moord, of het slachtoffer, maar de persoon Poirot. Het is zíjn twijfel die centraal staat, zíjn worsteling om gerechtigheid te vinden in een onrechtvaardige situatie.

Character driven verhalen zijn een tendens. Zie ook de recente adaptaties van die andere great detective, Sherlock Holmes; in de gelijknamige tv-serie is de ontwikkeling van het hoofdpersonage even belangrijk als de ontwikkeling van de plot. En niet alleen dat is hedendaags; de serie verplaatst de privédetective zelfs létterlijk naar het nu. Conan Doyles verhalen en personages blijken zich eenvoudig te schikken naar de tijd. Zouden Christies verhalen zich net zo makkelijk naar het heden laten vertalen? Poirot als Arabier? Als hipster, als zonderling? Hoe zou hij eruitzien? Hoe zit het met die snor? Werkt Christies universum nog als je de kwestie klasse wegneemt? Als de hoofdpersonages, de great suspects, zich niet meer bevinden onder de stolp van de middle-middle en upper-middle class? Als ze zich niet meer laatdunkend uitlaten over moord, omdat het ophouden van schijn belangrijker is?

            Uiteindelijk kreeg Christie een hekel aan haar eigen privédetective. In de jaren 60 noemde ze Poirot een “insufferable ego-centric creep”. Ze had gelijk, maar haar lezers willen het niet weten. Ze verlangen naar dat ordelijke universum dat ze ooit schiep. Nee, Christies verhalen passen niet in het nu. Ze horen in het verleden, toen klassenverschil vanzelfsprekend was, en moord frivool.

---

In opdracht van De Groene Amsterdammer